Provero Congresmagazine 2018 – Pionieren, normaliseren en wegverzinnen

Provero Congresmagazine 2018 – Pionieren, normaliseren en wegverzinnen

Provero Congresmagazine 2018 – Pionieren, normaliseren en wegverzinnen

Wegdromen, wegverzinnen en samen bouwen aan het nieuwe normaal.

Een kleine greep uit de fictie-pot.

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts publiceerde “Pionieren, normaliseren en wegverzinnen” in Provero Congres Magazine 2018.

Naar verwachting treedt op 1 januari 2021 de Omgevingswet in werking. Op dit moment experimenteren al zo’n 150 gemeenten vooruitlopend op deze wet met een ‘bestemmingsplan verbrede reikwijdte’. Deze experimenten zijn mogelijk gemaakt via de Crisis- en herstelwet. In deze Chwpool zitten de pioniers. De pioniers die niet kunnen wachten op het nieuwe omgevingsrecht dat aan de horizon lonkt, maar daar nu al stappen in willen zetten. Soms is dat om een gebiedsontwikkeling mogelijk te maken. Soms is dat om actuele omgevingsrechtelijke vraagstukken van een adequaat antwoord te voorzien. Opgaven hangen steeds meer met elkaar samen. Je kunt dan niet altijd meer goed uit de voeten met het huidige instrumentarium. En soms kan het met de nieuwe instrumenten ook gewoon een stuk efficiënter. Met minder onderzoekslasten bijvoorbeeld.

Tijdens het pionieren is het soms afzien. Want hoe werken die nieuweinstrumenten precies? Er moet nog veel worden ontdekt. Het ministerie van Bzk bracht een inspiratiegids uit voor de bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte. Daar kun je af en toe inspiratie uit opdoen. En er zijn ongetwijfeld gemeenten in de omgeving die ook op ontdekkingstocht zijn. Maar toch, er zijn nog geen gebaande paden. Zelfs de olifantenpaadjes door het gras zijn nog niet ingesleten. Zo’n ontdekkingstocht vraagt dus extra energie en creativiteit.

Toch is het om meerdere redenen goed om door te zetten. In de eerste plaats omdat het gewoon goed is om innovatief en creatief te reageren op vraagstukken. Het helpt je om scherp te blijven. In de tweede plaats lonkt natuurlijk het omgevingsrecht aan de horizon. De verbeterdoelen van de Omgevingswet zijn niet mis. Daar wil je nu toch al gebruik van maken?

Bij het maken van de Omgevingswet was een van de kreten op de werkvloer: ‘dit kan worden genormaliseerd’. Of: ‘dit kunnen we wegverzinnen’. Waarom zouden we zaken specifiek in de Omgevingswet regelen als het ook al generiek is geregeld Bijvoorbeeld in de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, of de Bekendmakingswet. De inzet van de Omgevingswet is om -daar waar het kan- aan te sluiten bij het generieke bestuursrecht. Zo konden dingen worden ‘wegverzonnen’. Denk daarbij naast allerlei specifieke regelingen – bijvoorbeeld de specifieke delegatiebepalingen als uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden – ook aan de vele ficties in het huidig omgevingsrecht. Bijvoorbeeld de fictie van actief grondbeleid bij de regeling voor grondexploitatie, de ficties van bedrijven en milieuzonering, of de ficties in het planschaderecht. Dat soort ficties zorgt voor ruis in het systeem en niet altijd voor de gewenste uitkomst. In het huidige planschaderecht leidt het er soms bijvoorbeeld toe dat schade die niet wordt geleden wel wordt uitgekeerd en schade die wel wordt geleden niet wordt uitgekeerd. En dat is natuurlijk ongewenst. En dit is nog maar een beperkte greep uit de fictie-pot. Er valt nog veel weg te verzinnen. Ik geef toe, het klinkt wat poëtisch, dat ‘wegverzinnen van ficties’. En toch is het heel reëel. Je kunt er concrete resultaten mee boeken. Bijvoorbeeld het beter beschermen van de leefomgeving, het verbeteren van het vestigingsklimaat, het verbeteren van duidelijkheid en daarmee de rechtszekerheid, de onderzoekslasten verminderen en het hergebruik van informatie over de leefomgeving mogelijk maken. Met zo veel ficties valt er nog genoeg te innoveren. Kortom: zo’n aanpak van normaliseren en wegverzinnen is ook goed denkbaar bij de omgevingsplannen zelf. Het helpt je om te komen tot een omgevingsplan dat de snelheid van de maatschappij kan bijhouden.

Ga aan de slag. Ontdek, pionier, droom weg en verzin weg. En bouw samen aan het nieuwe moraal.

Dat dat moeilijk is, merken we elke dag. Op de gemeentelijke werkvloer bijvoorbeeld als we aan de slag zijn met zo’n bestemmingsplan verbrede reikwijdte. We merken dat ook bij de staalkaarten die we voor de omgevingsplannen ontwikkelen. Het is best moeilijk om los te komen van de bestemmingsplannenwereld als je daar dagelijks in zit. Je moet echt een omgeving creëren waarin je even los kunt komen van de bestaande kaders. Een omgeving binnen – of zelfs buiten – je organisatie waar je kijkt naar wat nodig is in plaats van hoe het altijd is geweest. Een plek waar je stralend mag falen. Waar je mag vallen en opstaan. Kortom: een effectieve leeromgeving. Gun jezelf die ruimte. En gun het ook je managers dat ze jou en je team die ruimte gunnen. Het is namelijk niet onbelangrijk dat je de kansen kan pakken. De omgevingsplannen zijn per slot van rekening toch de plannen waar je de verbeterdoelen van de wet mee kunt maken of kraken.

In zo’n omgeving kun je de stip aan de horizon van het nieuwe omgevingsrecht met de huidige kennis en inzichten in het hier en nu halen. Die stip zal gedurende je ontdekkingstocht vast nog een paar keer veranderen. Het is dus niet meteen mogelijk om een volledige route er naar toe uit te stippelen. Maar je kunt voor jezelf wel scherp maken welke stappen je nu al kunt zetten. Gebruik de ruimte die je daarvoor als gevolg van het Wetsvoorstel afschaffen actualiseringsplicht krijgt. Meld je experiment straks nog eenvoudiger aan via de Transitiewet omgevingsrecht. Denk mee met het ontwikkelen van de staalkaarten. Maar wacht vooral niet.

VNG – Blog Over het geworstel met de veranderopgave van de Omgevingswet

VNG – Blog Over het geworstel met de veranderopgave van de Omgevingswet

VNG – Blog Over het geworstel met de veranderopgave van de Omgevingswet

De vorst beet diep in de zwarte ijsvloer, onze adem vormde wolkjes in de ochtendschemer. De eerste veertig kilometers van de Alternatieve Elfstedentocht Weissensee zaten erop. Achter de bergen kwam de zon op.

Het felle oranje licht tilde me op, alles in me juichte. Ik ging dieper zitten om met meer kracht te kunnen afzetten en ging volledig op in het wondermooie landschap. ‘Hé Maarten’, hoorde ik roepen in de verte, ‘een tandje minder graag.’ Ik was de groep helemaal uit het oog verloren.

 

Lees hier alle blogs van het programmateam Invoering Omgevingswet

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts schreef dit blog als lid van het VNG-team Invoering Omgevingswet.

IN DE WOLKEN

Als je in de wolken bent loop je al gauw te ver voor de troepen uit. Toen ik nog werkte op het ministerie van I en M was ik jarenlang betrokken bij het ontwikkelen van de Omgevingswet. De stapeling van sectorale regelgeving in het fysiek domein was fnuikend voor initiatieven, en voor de toen kwakkelende economie. We moesten naar een ander paradigma, van regels naar ruimte. Naar een wereld waarin ruimte en rechtszekerheid samen optrekken en niet tegenover elkaar staan. Zo ontstond de nieuwe wet met z’n instrumenten, z’n integrale benadering en z’n veel grotere afwegingsruimte voor gemeenten.

Maar hoe maak je in de praktijk de stap van de bestaande orde naar een volkomen nieuwe werkelijkheid? Hoe kom je van kaarsen naar gloeilampen? Ik ben nu lid van het Team Invoering Omgevingswet bij de VNG. Deze vraag houdt ons elke dag bezig. Het ligt in de rede dat gemeenten er even hard mee gaan worstelen.

DILEMMA’S EN AMBITIE

De ontwikkeling van staalkaarten voor het omgevingsplan geeft een inkijkje in de dilemma’s waar we tegenaan lopen. Het idee van die staalkaarten is gemeenten te ondersteunen bij het maken van goede regels. De gemeentelijke ambities staan in de omgevingsvisie: wat voor gemeente willen we zijn? In het omgevingsplan worden de ambities vertaald in regels. In de oude situatie maakte de VNG modelverordeningen voor veel thema’s in het fysiek domein. Gemeenten passen zo’n model aan op de lokale situatie. De staalkaarten zijn ook zo bedoeld: als een soort Lego-instructieboekje. Maar dan niet met vaste uitkomsten, maar als aanzet om met een grote doos blokjes verschillende creaties te maken. Ook vrije creaties.

Hoe kom je in bepaalde situaties van een visie naar concrete regels in een omgevingsplan? Welke stappen ga je dan zetten? Stel dat je een binnenstad met leegstand in de winkelstraten, wilt revitaliseren. Dan kun je keuzes maken voor de functies van panden, overleggen met eigenaren, financiële instrumenten inzetten en uiteindelijk keuzes vertalen in regels. Regels die ruimte bieden voor de doelen die je wilt bereiken. Vervolgens ga je monitoren of het werkt en regels bijstellen waar nodig. In de huidige situatie hebben we nog vaak te maken met dichtgetimmerde bestemmingsplannen die werken als een krimpfolie, terwijl we ruimte willen om onze doelen te bereiken.

STAALKAARTEN

We werken nu aan staalkaarten voor het omgevingsplan voor vier thema’s, twee gebiedsgerichte: centrum-stedelijk en buiten centrum stedelijk. De andere twee zijn thematisch: energietransitie en bedrijfsmatige activiteiten. Eind vorig jaar hebben de bureaus die eraan werken hun eerste raamwerken gepresenteerd. Ik herkende daarin nog niet veel van de meeslepende nieuwe werkelijkheid en des te meer van de bestaande.

Hoe ontwikkel je van A naar B? Maak je A steeds wat kleiner tot er uiteindelijk een B ontstaat? Of doe je A weg en probeer je meteen een B te maken? Maar wat als die B totaal mislukt? Hoe word je van een kaarsenmaker een lampenmaker? Het is niet zo gek dat het raamwerk voor de staalkaarten nog veel lijkt op een bestemmingsplan oude stijl. We hebben de mensen uit de huidige praktijk gevraagd om iets heel anders te gaan doen. Er is een gat gevallen tussen hen en de nieuwlichters van het ministerie, aangestoken door de oranje ochtendzon. Misschien blijven de wilde ideeën van die lui voor een deel altijd wel dromen. Zal het lukken vernieuwing te krijgen als je traditioneel aanbesteedt of moet het anders? En ja, natuurlijk: de nieuwe omgevingsplannen moeten ook de mogelijkheid bieden om te conserveren wat van waarde is. De staalkaarten moeten het hele spectrum bedienen, van innoverend naar behoudend. Het gaat om een route naar goede en proportionele regels voor alle gevallen. Dat vraagt een team van lampenmakers en kaarsenmakers.

VERANDEROPGAVE

We worstelen met de veranderopgave, het is een ontdekkingstocht met hindernissen. De kopman heeft het licht gezien en is z’n ploeg verloren. Er zit een braam op je ijzer of een scheur in het ijs. Het gaat er niet om hoe vaak je valt, maar om hoe snel je opstaat of elkaar weer overeind helpt. Want zo is het met veranderen: het moet veilig genoeg zijn om het te durven!

Bureau SLA – Koers houden – leidraad adaptief ontwikkelen

Bureau SLA – Koers houden – leidraad adaptief ontwikkelen

Bureau SLA – Koers houden – leidraad adaptief ontwikkelen

Het inhoud geven aan een adaptieve wijze van denken bij ontwikkeling van het Marineterrein is bestuurlijk vastgelegd in de bestuursovereenkomst van 2013. De ministeries en de gemeente Amsterdam staan een nieuwe aanpak voor die ze als volgt omschrijven: ‘De ontwikkeling van het terrein zal geleidelijk gaan. (…) De waardeontwikkeling wordt gezocht in het gebied als geheel en beperkt zich niet tot de waardeontwikkeling van de afzonderlijke vastgoedobjecten. (…) De werkwijze bij de Ontwikkelingsstrategie is die van een geleide organische ontwikkeling. Het concept voor het gebied functioneert als een kompas en als stip op de horizon. Er ligt geen eindbeeld vast.’

 

Deze leidraad is ontwikkeld door Peter van Assche (bureau SLA), Marieke Berkers en Vincent Kompier in opdracht van Bureau Marineterrein Amsterdam

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts werkte als mede-inspirator mee aan de ontwikkeling van deze leidraad.

Jantien Stoter – 3D en de Omgevingswet, deel 2

Jantien Stoter – 3D en de Omgevingswet, deel 2

Jantien Stoter – 3D en de Omgevingswet, deel 2

De Omgevingswet integreert vele wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving. Onder deze wet vallen thema’s als: bouwen, milieu, waterbeheer, ruimtelijke ordening, monumentenzorg en natuur. Bijna al deze thema’s hebben een 3D-component en daarom wordt vaak de vraag gesteld of de Omgevingswet niet “3D” zou moeten zijn. En vaak is het antwoord dat 3D, in het toch al zo complexe proces van de Omgevingswet, nu even te ingewikkeld is.

 

Maar wat betekent het eigenlijk als we het hebben over een 3D-implementatie van de Omgevingswet? En hoe kan de implementatie van de Omgevingswet nu en op de langere termijn de vruchten plukken van beschikbare 3D -technologie zonder er last van te hebben? Dit artikel (waarvan het eerste deel is gepubliceerd in Geo-Info 2015-6) is mede gebaseerd op de ideeën van de Doorbraak3D-inspiratiegroep “3D en de Omgevingswet”.

 

De groep bestaat uit Bert Rademaker en Maarten Engelberts (Ministerie van Infrastructuur en Milieu), Florian Witsenburg (Tygron), Daniel van Dijk (Gemeente Den Haag) en Jantien Stoter (TU Delft).

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts maakte vanuit Ministerie I&M onderdeel uit van Doorbraak3D-inspiratiegroep “3D en de Omgevingswet”

Vermindering onderzoekslasten door fasering

Vermindering onderzoekslasten door fasering

Vermindering onderzoekslasten door fasering

Gemeenten experimenteren met Omgevingswet

Door het ruimtelijke planproces op te splitsen in een globaal en specifiek deel zijn onderzoekslasten aanzienlijk te reduceren. Het omgevingsplan biedt in de toekomst meer mogelijkheden voor fasering, omdat milieueisen als voorwaarde kunnen worden gesteld. Al ruim dertig gemeenten experimenteren daar nu mee.

Achtergrond bij de nieuwe wetgeving door Arjan Nijenhuis en Maarten Engelberts.

 

Lees hier de originele publicatie

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts, werkzaam bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag en tevens bij de programmadirectie van IenM, publiceerde dit artikel samen met Arjen Nijenhuis

Artist impression bouwlocatie Laakhaven West. Alles mag in dit gebied, als de geluidbelasting aan de gevel van de nieuw te realiseren woningen maar niet meer wordt dan 50 dB(A). Beeld MiSl in opdracht van de Gemeente Den Haag

Vermindering van onderzoeksverplichtingen is een belangrijk uitgangspunt voor het wetsvoorstel-Omgevingswet. Daarmee worden procedures sneller en goedkoper. Onderzoek naar aspecten van de leefomgeving en de effecten op de natuur bijvoorbeeld blijven vanzelfsprekend wettelijk verplicht. De Omgevingswet biedt echter de mogelijkheid om dat onderzoek efficiënter te organiseren en vooral te faseren, legt Arjan Nijenhuis uit. De plaatsvervangend directeur van de programmadirectie Eenvoudig Beter op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) reist met zijn collega’s ook dit jaar weer stad en land af om de mogelijkheden uit te leggen en collega-overheden, maar ook grote bedrijven met raad en daad te ondersteunen. Nijenhuis: ‘Je kunt bij zo’n brede stelselherziening niet verwachten dat gemeenten meteen in de startblokken staan om alles meteen te gaan invoeren en gebruiken. Bij de Wabo hebben we gezien, dat je vastloopt als je niet tijdig met die informatievoorziening begint. Dat gebeurde toen bij de digitalisering. Het is dus belangrijk dat we daar samen met de gemeenten en anderen naartoe werken, zodat de invoering straks in logische stappen verloopt.’

Er zijn al ruim dertig gemeenten bezig met de omgevingsvisie. Ruim dertig doen er mee aan experimenten met het omgevingsplan. ‘Samen al bijna zeventig gemeenten. Dat wil toch wel wat zeggen’, merkt Arjan Nijenhuis op, doelend op het belang en de urgentie om het planproces eenvoudiger en beter te maken.

Een doos vol rapporten

Kern van de aanpak om de onderzoekslasten te verminderen is de splitsing van de ‘of’ en ‘hoe’-vraag, zoals ze het op het ministerie noemen. Op grond van de Wro en andere wetgeving moet je alles onderzoeken bij het vaststellen van een bestemmingsplan, ook al is dat globaal. Juist bij globale bestemmingsplannen kunnen die onderzoekslasten hoog oplopen omdat het noodzakelijk is meerdere uitvoeringsvarianten te onderzoeken. De ‘of’- en ‘hoe’-vraag moeten in zo’n onderzoek tegelijkertijd worden beantwoord.

De Omgevingswet maakt het veel gemakkelijker om globaal te bestemmen

Maarten Engelberts, werkzaam bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag en tevens bij de programmadirectie van IenM, weet uit ervaring wat dat betekent. ‘Als ik alleen al het akoestisch onderzoek neem. Daar kreeg ik dan een doos vol rapporten over op mijn bureau. Dat onderzoek duurde met het hele proces van stedenbouwkundig plan, overleg en tussentijdse aanpassingen zo’n anderhalf jaar.’ Hij refereert aan de procedure voor het globale bestemmingsplan van het gebied Laakhaven, met een mix van wonen, werken en voorzieningen. ‘We willen daar ruimte bieden voor zelfbouw in particulier opdrachtgeverschap in een ruimtelijk kader van een globaal eindplan met bouwtitel. De Wet geluidhinder dwingt je dan om gedetailleerd akoestisch onderzoek te doen terwijl je nog helemaal niet zeker weet wanneer en hoeveel woningen er komen. Het maakt nogal wat uit of je eerst de bebouwing langs het spoor denkt te realiseren, of die daarachter, in het middengebied dus. Er zijn allerlei uitvoerings- en faseringsvarianten, voor dat gebied zelfs acht in totaal. Daarvoor moet je een enorm uigebreide onderzoeken doen, terwijl de kans dat je daarbij precies de variant hebt gepakt die uiteindelijk wordt gerealiseerd ook nog van toeval afhankelijk is.’

Winst in tijd, geld en werk

De Omgevingswet gaat het veel gemakkelijker maken om globaal te bestemmen (‘functies toedelen aan locaties’ heet dat onder de Omgevingswet). Daarin neem je alle relevante aspecten mee, zoals geluid, milieu, lucht, externe veiligheid, in algemene termen gesteld. Pas bij latere vergunningaanvragen ga je gericht onderzoeken wat het specifieke effect is op die locatie, zo omschrijft Arjan Nijenhuis de essentiële verandering.

Gemeenten hebben toch de behoefte om enige fasering aan te brengen

In het geval van de Haagse Laakhaven zou dat dus betekenen dat er algemene milieueisen als voorwaarde gelden, die na globaal onderzoek in het omgevingsplan komen te staan. Bijvoorbeeld de maximale geluidsbelasting. Alles mag in dit gebied, als de geluidbelasting aan de gevel van de nieuw te realiseren woningen maar niet meer wordt dan 50 dB(A) bijvoorbeeld. Bij de vergunningaanvragen voor de woningen toetst men dan of aan die voorwaarde wordt voldaan. ‘Het verschil met het bestemmingsplan is dat je vervolgens alleen de variant onderzoekt die daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dat scheelt heel veel tijd, geld en werk’, weet Maarten Engelberts al op voorhand. ‘Het toepassen van een vroege quick scan bevordert ook de integrale afweging. Kansen en knelpunten komen namelijk in de beginfase en in onderling verband in beeld. Op basis van die informatie kun je dan bijsturen en de bestuurlijke afweging maken.’

Deze fasering is straks met de Omgevingswet ook toe te passen bij het instrument projectbesluit. Daarbij is geleerd van het projectuitvoeringsbesluit uit de Crisis- en herstelwet. Alle noodzakelijke onderzoeken, afwegingen en besluiten moeten daarbij in één keer. Reden waarom dat instrument slechts een paar keer is toegepast, weet Nijenhuis. ‘De ervaring laat zien dat gemeenten er toch behoefte aan hebben om enige fasering aan te brengen. Gewoon, omdat ze niet precies alle details in één keer kunnen overzien. Je mag het straks in één keer of in stappen doen.

De fasering is net zo goed van belang voor de vergunningaanvrager. Die hoeft niet meer eerst een heel pakket met ontwerptekeningen aan te leveren om erachter te komen of iets wel of niet kan. De onlosmakelijke samenhang is losgelaten. Een initiatiefnemer kan aangeven welke activiteit van zijn project hij op welk moment wil laten toetsen. Je kunt beginnen met de vraag of je op die plek überhaupt wel iets mag. Als het mag, ga je tekenen en op gebouwniveau onderzoeken wat de effecten zijn. ’

Laan van de Leefomgeving

In de huidige praktijk worden gegevens vaak niet opnieuw gebruikt. Onderzoek ten behoeve van een bestemmingsplan wordt zelden gebruikt bij het verlenen van afwijkingen van dat bestemmingsplan. Monitoringsgegevens worden vaak niet gebruikt voor besluitvorming over projecten. Ook eerdere onderzoeken voor projecten worden vaak niet hergebruikt. De stelselherziening stimuleert het hergebruik van onderzoeks- en monitoringsgegevens. De Laan van de Leefomgeving speelt daarbij een belangrijke rol. Alle gegevens over de kwaliteit van de leefomgeving krijgen daarin een plek. De wet regelt dat je ze twee jaar mag gebruiken. Zijn ze ouder dan moeten ze worden geactualiseerd. Op elk gewenste moment kunnen dus actuele gegevens worden opgevraagd. Arjan Nijenhuis: ‘Het grote voordeel van de Laan is dat initiatiefnemers, bevoegd gezag en belanghebbenden van dezelfde gegevens gebruik kunnen maken die voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria. Je voorkomt dan oeverloze discussies over de betekenis van gegevens en de modellen erachter.’

Stimulans voor hergebruik van onderzoeks- en monitoringsgegevens

Op een aantal punten moet de stelselherziening leiden tot versobering van de onderzoeksverplichting. Met vuistregels voor de meest voorkomende aspecten van de leefomgeving is makkelijk een quick scan te maken. Bij een initiatief met weinig impact hoort weinig onderzoek. Initiatieven die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan een wijziging van de kwaliteit van de leefomgeving hoeven niet per initiatief te worden getoetst. En de wetgever wil schijnzekerheid bij de uitkomst van onderzoeken voorkomen door geen normen tot vier decimalen achter de komma te stellen. Maak van onderzoek, toetsing en monitoring één lijn, op basis van de beleidscyclus, is de gedachte. Volgens Maarten Engelberts is dat hard nodig. ‘Wat is de zin van heel precies de grenzen voor stikstofdepositie of geluid vast te leggen als je weet dat die naar tijd en plaats heel erg fluctueren? Hoe reëel is zo’n cijfer dan? Waarom wekken we de suggestie dat we weten wat de situatie voor de komende tien jaar is? Het lijkt mij veel beter om aan de voorkant globaler in te schatten en vervolgens de mogelijkheid te hebben om achteraf te kunnen ingrijpen als er ineens veel hogere waarden uitkomen. Je kunt de ontwikkeling in zo’n gebied in de gaten houden door goed te monitoren. Dat werkt gewoon veel efficiënter. Zorg ervoor dat je de onderzoeksgegevens steeds gebruikt en breed beschikbaar stelt, en niet ergens wegstopt in een la. Ik denk dat de ervaring zal uitwijzen dat de onderzoekslasten verder zullen afnemen als je in de beleidscyclus meer nadruk legt op de monitoring.’

Practice what you preach

De Omgevingswet biedt de mogelijkheden om efficiënter en slimmer met de onderzoeksverplichting om te gaan. Het hangt van de organisatie af of daar vervolgens optimaal gebruik van wordt gemaakt. Zelfs in de gemeente Den Haag, waar voor meerdere gebieden met globale plannen wordt gewerkt, ligt dat niet voor de hand. Maarten Engelberts: ‘Op het stadhuis zie je nog steeds een enorme regelreflex. Organische gebiedsontwikkeling, globaal plannen, dat roept natuurlijk allemaal onzekerheden op. Kunnen we de maximaal toegestane bouwhoogte wel loslaten? Moeten we de afstand tussen de weg en de bebouwing niet preciezer aangeven of vastleggen hoeveel horeca zich ergens mag vestigen?
Benader het eens van de andere kant: wat gebeurt er als je het niet regelt? Of: wat wil je écht niet? Regel dat dan, en laat de rest zoveel mogelijk vrij.’

Het heeft alles te maken met de bestuurscultuur, meent Arjan Nijenhuis. ‘Zegt de bestuurder dat er genoeg onderzoek is gedaan, dat hij het nu wel weet en dat we aan de slag moeten? Of laat hij vanuit onzekerheid, twijfel of politieke spanningen nog maar weer eens een extra onderzoekje doen, terwijl dat niet verplicht is?
De kernvraag is inderdaad of je de organisatie zo hebt staan, dat je echt slagvaardiger en beter kunt gaan werken. Daarom is het belangrijk om er nu alvast op voor te sorteren met experimenten en partneroverheden eraan te laten wennen hoe ze straks het beste kunnen gaan werken. Want de wetgeving dwingt dat wel af.
We zijn voortdurend in het land om in gesprek te blijven met de uitvoeringspraktijk. Dat doen we ook bij grote complexe bedrijven, bijvoorbeeld bij Chemelot in Limburg. Zo houden wij voortdurend voeling met de praktijk om te weten te komen waar precies behoefte aan is en hoe we de instrumenten moeten vormgeven. Iemand als Maarten levert vanuit de uitvoeringspraktijk heel veel nuttige input. Vanaf het begin af aan hebben we gezegd dat de stelselherziening bedoeld is voor de uitvoeringspraktijk. In sommige gevallen doen we dat letterlijk, door mensen als hij binnen te halen en mee te laten werken aan de invoeringsbesluiten. Practice what you preach. Wij zeggen altijd “Ga met de belanghebbenden zo vroeg mogelijk in het proces om de tafel…dat komt ten goede aan de kwaliteit en het draagvlak voor de besluitvorming”. Dan is het logisch dat je zelf het goede voorbeeld geeft.’

PBL – Bekostiging van publieke voorzieningen bij organische gebiedsontwikkeling

PBL – Bekostiging van publieke voorzieningen bij organische gebiedsontwikkeling

PBL – Bekostiging van publieke voorzieningen bij organische gebiedsontwikkeling

Steeds meer gemeenten zetten in op organische ontwikkeling als een manier om stedelijke ontwikkeling vorm te geven in een sterk veranderende omgeving. Deze gemeenten willen minder sturen op de uitkomst en het eindbeeld van de gebiedsontwikkeling, maar een uitnodigende, faciliterende rol vervullen. Organische ontwikkeling vraagt van gemeenten om een andere strategie op het gebied van interne organisatie, externe communicatie, juridisch-planologische kaders en financieel-economische instrumenten ter bekostiging van publieke voorzieningen (Buitelaar et al. 2012a). Op dit laatste onderwerp gaan we in deze studie verder in.

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts werkte aan deze PBL rapportage mee vanuit Gemeente Den Haag en het Ministerie I&M