Berghauser Pont Academy – praktijkcursus Wetgevingstechniek voor omgevingsplannen – 8 & 26 oktober 2020

Berghauser Pont Academy – praktijkcursus Wetgevingstechniek voor omgevingsplannen – 8 & 26 oktober 2020

Berghauser Pont Academy – praktijkcursus Wetgevingstechniek voor omgevingsplannen – 8 & 26 oktober 2020

De Omgevingswet en de daarbij behorende uitvoeringsregelgeving zal naar verwachting in 2022 in werking treden. In het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht ligt het primaat bij decentrale regelgeving: het Rijk laat veel onderwerpen over aan gemeenten, waterschappen en provincies. En ook op de regels die het Rijk nog wel stelt kan decentraal vaak maatwerk worden toegepast. Er ligt een grote uitdaging bij de decentrale overheden om hun regelgeving om te zetten naar integrale regels die zijn toegesneden op het gedachtegoed van het nieuwe stelsel.

 

Om deze opgave tot een succesvol einde te brengen zijn zowel kennis van het nieuwe stelsel als (wetgevings)vaardigheden nodig. Kennis over bijvoorbeeld de instructieregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving, de mogelijkheden van maatwerk op algemene rijksregels en de verschillende manieren om gebruiksruimte te verdelen. Vaardigheden in het formuleren van artikelen in nieuwe stijl en het opstellen van goed digitaliseerbare plannen of verordeningen.

 

Deze 2-daagse praktijkcursus zorgt er voor dat je weet wat je moet doen en hoe je dat moet doen.

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts en Simon Handgraaf zijn de docenten tijdens deze 2-daagse praktijkcursus.

Inhoud en resultaat

Na deze cursus heeft u de volgende kennis:

  • overzicht van de nationale producten van het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht (incl. het Digitaal Stelsel Omgevingswet) en de samenhang met decentrale regelgeving
  • overzicht van de nationale producten van het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht
  • overzicht van de ruimte die decentrale overheden hebben om eigen regels te stellen en de onderwerpen die zij in ieder geval zullen moeten regelen
  • overzicht van de instructieregels van het Besluit kwaliteit leefomgeving op omgevingsplannen, waterschapsverordeningen en omgevingsverordeningen
  • inzicht in de systematiek van flexibiliteit binnen de instructieregels
  • inzicht in de systematiek van maatwerkregels op het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving
  • inzicht in de mogelijkheden om gebruiksruimte via het omgevingsplan te verdelen

Daarnaast oefent u de volgende vaardigheden:

  • regelgeving opstellen volgens de Aanwijzingen voor de regelgeving en de 100 ideeën voor de gemeentelijke regelgever
  • regels formuleren in Omgevingswet-stijl: kernachtig, helder en eenduidig
  • goed digitaliseerbare regels maken

Doelgroep

De cursus is bestemd voor beleidsmedewerkers en juristen van gemeenten, waterschappen en provincies die bezig zijn met de voorbereiding op de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht bij hun organisatie. Daarnaast is de cursus ook interessant voor juristen van adviesbureaus.

VNG – Leergang Het maken van een omgevingsplan – September 2020

VNG – Leergang Het maken van een omgevingsplan – September 2020

VNG – Leergang Het maken van een omgevingsplan – September 2020

In 2022 treedt de Omgevingswet in werking. Door de nieuwe wet worden de huidige bestemmingsplannen van rechtswege één omgevingsplan voor het gehele gemeentelijke grondgebied. Samenhang is van belang in dit juridische kader voor de fysieke leefomgeving. Een nieuw instrument brengt ook nieuwe vraagstukken met zich mee. Om aan deze kennisbehoefte te voorzien is de Leergang Omgevingsplan ontwikkeld.

 

Tijdens deze 6-daagse leergang ‘het maken van een Omgevingsplan’ worden de opgedane inzichten uit de pilots en praktijkproeven van de VNG gedeeld, vergroot u uw kennis, uw technische (wetgevings)vaardigheden en uw inzicht in wat de Omgevingswet voor uw specifieke rol betekent.

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts is 1 van de docenten van de “VNG Leergang – Het maken van een omgevingsplan – September 2020”

IBR – Podcast # 2 – Jurisprudentie en actualiteiten

IBR – Podcast # 2 – Jurisprudentie en actualiteiten

IBR – Podcast # 2 – Jurisprudentie en actualiteiten

In deze tweede aflevering van ‘Instituut voor Bouwrecht – De Podcast‘ behandelen Marieke Kaajan van ENVIR advocaten en Daan Korsse van Van der Feltz advocaten de meest opvallende uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak in de maand januari 2020. Als gast ontvangen zij Maarten Engelberts die fervent voorstander van de Omgevingswet is.

 

Afgesloten wordt met een beschouwing over de Amsterdamse huisvestingsverordening die recent nogal wat stof heeft doen opwaaien, m.n. voor personen die hun huis of appartement verhuren via sites als AirBNB.

 

Luister hier alle Podcasts van het IBR

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts is te gast tijdens deze IBR Podcast.

IBR - De Podcast #2 - Jurisprudentie en actualiteiten omgevingsrecht

januari 2020

Platform 31 – Van Klimaatakkoord naar de gemeentepraktijk, hoe dan?

Platform 31 – Van Klimaatakkoord naar de gemeentepraktijk, hoe dan?

Platform 31 – Van Klimaatakkoord naar de gemeentepraktijk, hoe dan?

Deelnemers aan het leertraject Energietransitie & Omgevingswet kregen op 12 september 2019 een welkome update op twee fronten: het Klimaatakkoord en het veelbelovende, maar nog relatief onbekende kerninstrument programma.

 

De energietransitie en de invoering van de Omgevingswet zijn veranderprocessen waarin de ontwikkelingen elkaar razendsnel opvolgen. Het Klimaatakkoord en de ontwerp-NOVI zijn gepresenteerd, wetswijzigingen passeren het parlement, energiestrategieën krijgen gestalte en handreikingen, spiekbriefjes en staalkaarten komen in snel tempo beschikbaar.

 

Lees hier het originele bericht

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts, als lid van de begeleidingscommissie, droeg bij met presentatie en debat als lid van het VNG-team Invoering Omgevingswet.

Het Klimaatakkoord en de Omgevingswet

Welke procesafspraken zijn er in het Klimaatakkoord gemaakt over de ruimtelijke inpassing en de inzet van de Omgevingswetinstrumenten? Daarover vertelde Gerrie Fenten (ministerie van BZK en betrokken bij het nationaal programma RES) de deelnemende gemeenten meer. 2025 is een belangrijk jaar voor het tijdig realiseren van de elektriciteitsopgave, blijkt uit haar bijdrage. “Het gezamenlijke doel van overheden is om in dat jaar de benodigde omgevingsvergunningen voor de opwek van zon en wind te hebben afgegeven.” Redeneren we terug, dan betekent dat dat de Regionale Energiestrategieën, die uiterlijk in maart 2021 moeten worden vastgesteld, in de komende vijf jaar moeten worden verankerd in omgevingsvisies, omgevingsprogramma’s en omgevingsplannen. “Verankering’ is meer dan copy-paste: het impliceert dat maatregelen vanuit de energietransitie worden afgewogen met andere opgaven en belangen in de fysieke leefomgeving. Dat vraagt om politieke keuzes en het vormgeven van participatie. Kortom, tussen nu en 2025 moeten gemeenten een flink deel van de beleidscyclus doorlopen.”

Hoe verhoudt de Omgevingswet zich tot die andere enorme opgave, namelijk die in de gebouwde omgeving? Fenten: “Welke wijk wanneer van het gas af gaat en naar welke bron overstapt, dat leggen gemeenten vast in de Transitievisies Warmte (TVW). De deadline voor die visies is 2021.” In welk juridisch instrument de TVW wordt verankerd, is op dit moment nog onderwerp van gesprek, in het kader van de wetgevingsagenda van het Klimaatakoord. Als gemeenten, om te voorzien in de warmtebehoefte van gebouwde omgeving, gebruik willen maken van warmtebronnen die buiten de eigen gemeente liggen is vroegtijdige regionale afstemming cruciaal. Deze afstemming van vraag en aanbod op regionaal niveau gebeurt in de Regionale Structuur Warmte als onderdeel van de Regionale Energiestrategieën. In de RSW stemmen gemeenten, provincies en waterschappen de beschikbaarheid van warmtebronnen af op de totale warmtevraag en de benodigde infrastructuur. Hierbij kijken ze niet alleen naar de warmtebehoefte in gebouwde omgeving maar ook naar de behoefte aan warmte bij de glastuinbouw, industrie en landbouw. Indien gemeenten/regio’s voor de gebouwde omgeving gebruik willen maken van elektriciteit is het belangrijk te kijken naar opwek van elektriciteit en infrastructuur die verkend is bij de opgave voor elektriciteit. Omdat de TVW’s en de RSW’s gelijktijdig worden opgesteld, is een iteratief proces noodzakelijk. In de woorden van Fenten: “Je moet meerdere loops doorlopen om beide goed op elkaar af te stemmen.”

De rol van het kerninstrument ‘programma’

Dat instrumenten als de Transitievisie Warmte, de RES/elektriciteit en de RES/RSW input geven voor de gemeentelijke omgevingsvisie ligt voor de hand: ze bepalen immers mede het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving. Maar wanneer komt het instrument programma aan bod? Jelle Troelstra (ministerie van BZK) verduidelijkt dat een omgevingsprogramma niet heel anders van aard is dan beleidsplannen zoals we die nu al kennen. “Je zet ze in om beleid uit te werken: van ‘wat’ naar ‘hoe’, waarbij er veelal wordt ingezoomd op één deelgebied of één thema zoals de energietransitie.” Maarten Engelberts (VNG) vult aan dat hoe gedetailleerder de TVW is, hoe geschikter deze is om in een programma te vatten, bijvoorbeeld in een warmteprogramma voor de hele gemeente. Naast de gemeentebrede TVW maken gemeenten uitvoeringsprogramma’s op wijkniveau. Ook dat zijn bij uitstek programma’s in de zin van de Omgevingswet. Dat kan dus prima: twee programma’s voor de warmtetransitie, zolang ze maar verenigbaar zijn.

Hoe zorgen we er daadwerkelijk voor dat deze wijk over acht jaar van het gas af is, zoals in de TVW staat? En hoe benutten we de potentie van zon op dak op bedrijventerreinen? Beiden zijn uitvoeringsvraagstukken waarvoor het instrument programma zich goed leent, omdat je er bijvoorbeeld subsidies en juridische en andere maatregelen in kunt aankondigen en een communicatiestrategie in kunt bepalen. Troelstra en Engelberts geven naar aanleiding van vragen over het nut van het instellen van omgevingswaarden in dit verband het volgende mee. “Als je in je omgevingsplan een omgevingswaarde instelt – zoals een percentage aardgasvrije woningen in jaar X of het percentage dakoppervlak dat benut moet zijn voor hernieuwbare opwek in jaar Y – ben je als overheid verplicht een programma te maken als je de waarde niet dreigt te halen.” “Wij raden aan om alleen met een omgevingswaarde en het daarmee samenhangende verplichte programma te werken als je zeker weet dat je hier als overheid invloed op kunt en wilt uitoefenen en hier bijvoorbeeld ook financieel voor kunt instaan”, aldus Engelberts en Troelstra. Omgevingswaarden binden namelijk primair de overheid zelf.

Pilots gaan laatste fase leertraject in

De acht pilotgemeenten zijn volop bezig met het opdoen van ervaring met de Omgevingswetinstrumenten en werden daarbij op 12 september ondersteund door tal van experts, onder meer vanuit de ministeries van BZK en EZK, de VNG, het Instituut voor Bouwrecht en TNO. Zo verkent de gemeente Goes hoe een programma energietransitie er op wijk- of dorpsniveau uit kan zien en zoekt Zoeterwoude naar manieren om de RES te vertalen in het omgevingsplan, bijvoorbeeld met een omgevingswaarde en het verplichte programma. Een overzicht van de vraagstukken waaraan de pilots werken is te vinden in deze acht factsheets. In de bijeenkomst op 5 november legden ze hun voortschrijdende inzichten op tafel; op 30 januari 2020 schaven ze die bij in een laatste expertsessie. De eindrapportage volgt in het voorjaar van 2020.

 

Provero Congresmagazine 2018 – Pionieren, normaliseren en wegverzinnen

Provero Congresmagazine 2018 – Pionieren, normaliseren en wegverzinnen

Provero Congresmagazine 2018 – Pionieren, normaliseren en wegverzinnen

Wegdromen, wegverzinnen en samen bouwen aan het nieuwe normaal.

Een kleine greep uit de fictie-pot.

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts publiceerde “Pionieren, normaliseren en wegverzinnen” in Provero Congres Magazine 2018.

Naar verwachting treedt op 1 januari 2021 de Omgevingswet in werking. Op dit moment experimenteren al zo’n 150 gemeenten vooruitlopend op deze wet met een ‘bestemmingsplan verbrede reikwijdte’. Deze experimenten zijn mogelijk gemaakt via de Crisis- en herstelwet. In deze Chwpool zitten de pioniers. De pioniers die niet kunnen wachten op het nieuwe omgevingsrecht dat aan de horizon lonkt, maar daar nu al stappen in willen zetten. Soms is dat om een gebiedsontwikkeling mogelijk te maken. Soms is dat om actuele omgevingsrechtelijke vraagstukken van een adequaat antwoord te voorzien. Opgaven hangen steeds meer met elkaar samen. Je kunt dan niet altijd meer goed uit de voeten met het huidige instrumentarium. En soms kan het met de nieuwe instrumenten ook gewoon een stuk efficiënter. Met minder onderzoekslasten bijvoorbeeld.

Tijdens het pionieren is het soms afzien. Want hoe werken die nieuweinstrumenten precies? Er moet nog veel worden ontdekt. Het ministerie van Bzk bracht een inspiratiegids uit voor de bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte. Daar kun je af en toe inspiratie uit opdoen. En er zijn ongetwijfeld gemeenten in de omgeving die ook op ontdekkingstocht zijn. Maar toch, er zijn nog geen gebaande paden. Zelfs de olifantenpaadjes door het gras zijn nog niet ingesleten. Zo’n ontdekkingstocht vraagt dus extra energie en creativiteit.

Toch is het om meerdere redenen goed om door te zetten. In de eerste plaats omdat het gewoon goed is om innovatief en creatief te reageren op vraagstukken. Het helpt je om scherp te blijven. In de tweede plaats lonkt natuurlijk het omgevingsrecht aan de horizon. De verbeterdoelen van de Omgevingswet zijn niet mis. Daar wil je nu toch al gebruik van maken?

Bij het maken van de Omgevingswet was een van de kreten op de werkvloer: ‘dit kan worden genormaliseerd’. Of: ‘dit kunnen we wegverzinnen’. Waarom zouden we zaken specifiek in de Omgevingswet regelen als het ook al generiek is geregeld Bijvoorbeeld in de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, of de Bekendmakingswet. De inzet van de Omgevingswet is om -daar waar het kan- aan te sluiten bij het generieke bestuursrecht. Zo konden dingen worden ‘wegverzonnen’. Denk daarbij naast allerlei specifieke regelingen – bijvoorbeeld de specifieke delegatiebepalingen als uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden – ook aan de vele ficties in het huidig omgevingsrecht. Bijvoorbeeld de fictie van actief grondbeleid bij de regeling voor grondexploitatie, de ficties van bedrijven en milieuzonering, of de ficties in het planschaderecht. Dat soort ficties zorgt voor ruis in het systeem en niet altijd voor de gewenste uitkomst. In het huidige planschaderecht leidt het er soms bijvoorbeeld toe dat schade die niet wordt geleden wel wordt uitgekeerd en schade die wel wordt geleden niet wordt uitgekeerd. En dat is natuurlijk ongewenst. En dit is nog maar een beperkte greep uit de fictie-pot. Er valt nog veel weg te verzinnen. Ik geef toe, het klinkt wat poëtisch, dat ‘wegverzinnen van ficties’. En toch is het heel reëel. Je kunt er concrete resultaten mee boeken. Bijvoorbeeld het beter beschermen van de leefomgeving, het verbeteren van het vestigingsklimaat, het verbeteren van duidelijkheid en daarmee de rechtszekerheid, de onderzoekslasten verminderen en het hergebruik van informatie over de leefomgeving mogelijk maken. Met zo veel ficties valt er nog genoeg te innoveren. Kortom: zo’n aanpak van normaliseren en wegverzinnen is ook goed denkbaar bij de omgevingsplannen zelf. Het helpt je om te komen tot een omgevingsplan dat de snelheid van de maatschappij kan bijhouden.

Ga aan de slag. Ontdek, pionier, droom weg en verzin weg. En bouw samen aan het nieuwe moraal.

Dat dat moeilijk is, merken we elke dag. Op de gemeentelijke werkvloer bijvoorbeeld als we aan de slag zijn met zo’n bestemmingsplan verbrede reikwijdte. We merken dat ook bij de staalkaarten die we voor de omgevingsplannen ontwikkelen. Het is best moeilijk om los te komen van de bestemmingsplannenwereld als je daar dagelijks in zit. Je moet echt een omgeving creëren waarin je even los kunt komen van de bestaande kaders. Een omgeving binnen – of zelfs buiten – je organisatie waar je kijkt naar wat nodig is in plaats van hoe het altijd is geweest. Een plek waar je stralend mag falen. Waar je mag vallen en opstaan. Kortom: een effectieve leeromgeving. Gun jezelf die ruimte. En gun het ook je managers dat ze jou en je team die ruimte gunnen. Het is namelijk niet onbelangrijk dat je de kansen kan pakken. De omgevingsplannen zijn per slot van rekening toch de plannen waar je de verbeterdoelen van de wet mee kunt maken of kraken.

In zo’n omgeving kun je de stip aan de horizon van het nieuwe omgevingsrecht met de huidige kennis en inzichten in het hier en nu halen. Die stip zal gedurende je ontdekkingstocht vast nog een paar keer veranderen. Het is dus niet meteen mogelijk om een volledige route er naar toe uit te stippelen. Maar je kunt voor jezelf wel scherp maken welke stappen je nu al kunt zetten. Gebruik de ruimte die je daarvoor als gevolg van het Wetsvoorstel afschaffen actualiseringsplicht krijgt. Meld je experiment straks nog eenvoudiger aan via de Transitiewet omgevingsrecht. Denk mee met het ontwikkelen van de staalkaarten. Maar wacht vooral niet.