Werkbezoek Rutte en Schultz – Experimenteren met Omgevingswet met behulp van 3D-game

Werkbezoek Rutte en Schultz – Experimenteren met Omgevingswet met behulp van 3D-game

Werkbezoek Rutte en Schultz – Experimenteren met Omgevingswet met behulp van 3D-game

Real-life modelingbureau Tygron ontwikkelt een digitale tool voor de inpassing van de Omgevingswet. Ambtenaren kunnen vanaf 2018 door hun eigen gemeenten ‘wandelen’ en ruimtelijke plannen toetsen door middel van de game ‘Laan van de Leefomgeving’.

 

in juli 2015 kregen Mark Rutte en Melanie Schultz tijdens een werkbezoek een voorproefje.

 

Lees hier het verslag vanuit Tygron

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts bereidde het werkbezoek ” Experimenteren met Omgevingswet mbv 3D-game voor vanuit Ministerie I&M.

Ministerie I&M Schakeldag 2015 – Omgevingsplan: een kwestie van afpellen

Ministerie I&M Schakeldag 2015 – Omgevingsplan: een kwestie van afpellen

Ministerie I&M Schakeldag 2015 – Omgevingsplan: een kwestie van afpellen

Het omgevingsplan bundelt de huidige bestemmingsplannen, beheersverordeningen en de omgevingsrechtelijke delen van andere verordeningen op een logische en samenhangende manier in één integraal plan.

 

Maarten Engelberts van het ministerie van I&M: “Het helpt gemeenten de inrichting van de fysieke leefomgeving op de lange termijn vast te leggen.”

 

Lees hier het oorspronkelijke artikel op Magazine On the Spot

Maarten Engelberts

Nav Schakeldag 2015 van Minsterie I&M schreef Maarten Engelberts het artikel “Omgevingsplan; een kwestie van afpellen”.

Het omgevingsplan maakt het mogelijk de geldende regels op een locatie beter op elkaar af te stemmen. Zonder dat er een lappendeken ontstaat van allerlei overlappende verordeningen en regelingen. Daarbij kan voor elke regel worden bepaald voor welke locatie die geldt. Dat kan het gehele grondgebied van de gemeente zijn, maar kan ook beperkt worden tot locaties met een woonfunctie of zelfs een enkel perceel. Deze afstemming en bundeling vermindert de regeldruk en gaat versnippering tegen. Afdelingen kunnen niet meer geïsoleerd van elkaar aan hun eigen regeling werken, maar moeten samenwerken, afstemmen en met oplossingen komen.

Ervaringen van gemeenten

Een kleine veertig gemeenten is al bezig met het vormgeven van een omgevingsplan. De gemeenten Veere en Stadskanaal bijvoorbeeld, maar ook grotere steden als Zaanstad en Assen. Engelberts informeerde de deelnemers aan de Schakeldag 2015 over de werking van het Omgevingsplan en de eerste ervaringen met het experimenteren met dit instrument. Het omgevingsplan is één van de instrumenten van de Omgevingswet dat alle gemeentelijke regels voor de leefomgeving in één plan bundelt, legt Engelberts uit. “Met het omgevingsplan is het mogelijk de geldende regels op een locatie beter op elkaar af te stemmen.”

Stapsgewijs werken

“Uit de eerste ervaringen blijkt dat het ontwikkelen van zo’n plan vooral een kwestie is van logisch afpellen”, stelt Engelberts. Allereerst stel je vast of de regeling (deels) betrekking heeft op de fysieke leefomgeving van het desbetreffende gebied. Vervolgens kijk je naar het motief voor de regeling en of er daarvoor al autonome regelingen zijn of regelingen in medebewind. De vierde stap is vaststellen wie het bevoegd gezag is voor in de regeling genoemde instrumenten. En als laatste bepaal je of de regeling relevant is voor het gebied. Alle verordeningen die je na deze afpelexercitie overhoudt integreer je in jouw Omgevingsplan.”

Beter en sneller?

Dat alle regels in het Omgevingsplan appellabel zijn, baarde sommige van de aanwezigen grote zorgen. “Wat is de kans dat zo’n plan de eindstreep haalt?”, wilde iemand weten. Neemt het aantal beroepsmogelijkheden dan niet toe? Dat dit haaks staat op het principe dat alles door de wet beter en sneller gaat, weerlegde Engelberts: “Je rappelleert straks alleen over de wijzigingen.” Maar hoe zit dat met verplichte actualisaties, vroeg een andere aanwezige. Engelberts: “Straks is er geen generieke plicht meer.” Wel zijn er twee prikkels in de wet ingebouwd: “Er is namelijk een inpassingsplicht voor instructies, bijvoorbeeld als de provincie een instructie stelt. En er komt een inpassingsplicht voor omgevingsvergunningen die afwijken van het omgevingsplan. Maar voor de rest: als u vindt dat actualisering nodig is, dan doet u dat.”

Vermindering onderzoekslasten door fasering

Vermindering onderzoekslasten door fasering

Vermindering onderzoekslasten door fasering

Gemeenten experimenteren met Omgevingswet

Door het ruimtelijke planproces op te splitsen in een globaal en specifiek deel zijn onderzoekslasten aanzienlijk te reduceren. Het omgevingsplan biedt in de toekomst meer mogelijkheden voor fasering, omdat milieueisen als voorwaarde kunnen worden gesteld. Al ruim dertig gemeenten experimenteren daar nu mee.

Achtergrond bij de nieuwe wetgeving door Arjan Nijenhuis en Maarten Engelberts.

 

Lees hier de originele publicatie

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts, werkzaam bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag en tevens bij de programmadirectie van IenM, publiceerde dit artikel samen met Arjen Nijenhuis

Artist impression bouwlocatie Laakhaven West. Alles mag in dit gebied, als de geluidbelasting aan de gevel van de nieuw te realiseren woningen maar niet meer wordt dan 50 dB(A). Beeld MiSl in opdracht van de Gemeente Den Haag

Vermindering van onderzoeksverplichtingen is een belangrijk uitgangspunt voor het wetsvoorstel-Omgevingswet. Daarmee worden procedures sneller en goedkoper. Onderzoek naar aspecten van de leefomgeving en de effecten op de natuur bijvoorbeeld blijven vanzelfsprekend wettelijk verplicht. De Omgevingswet biedt echter de mogelijkheid om dat onderzoek efficiënter te organiseren en vooral te faseren, legt Arjan Nijenhuis uit. De plaatsvervangend directeur van de programmadirectie Eenvoudig Beter op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) reist met zijn collega’s ook dit jaar weer stad en land af om de mogelijkheden uit te leggen en collega-overheden, maar ook grote bedrijven met raad en daad te ondersteunen. Nijenhuis: ‘Je kunt bij zo’n brede stelselherziening niet verwachten dat gemeenten meteen in de startblokken staan om alles meteen te gaan invoeren en gebruiken. Bij de Wabo hebben we gezien, dat je vastloopt als je niet tijdig met die informatievoorziening begint. Dat gebeurde toen bij de digitalisering. Het is dus belangrijk dat we daar samen met de gemeenten en anderen naartoe werken, zodat de invoering straks in logische stappen verloopt.’

Er zijn al ruim dertig gemeenten bezig met de omgevingsvisie. Ruim dertig doen er mee aan experimenten met het omgevingsplan. ‘Samen al bijna zeventig gemeenten. Dat wil toch wel wat zeggen’, merkt Arjan Nijenhuis op, doelend op het belang en de urgentie om het planproces eenvoudiger en beter te maken.

Een doos vol rapporten

Kern van de aanpak om de onderzoekslasten te verminderen is de splitsing van de ‘of’ en ‘hoe’-vraag, zoals ze het op het ministerie noemen. Op grond van de Wro en andere wetgeving moet je alles onderzoeken bij het vaststellen van een bestemmingsplan, ook al is dat globaal. Juist bij globale bestemmingsplannen kunnen die onderzoekslasten hoog oplopen omdat het noodzakelijk is meerdere uitvoeringsvarianten te onderzoeken. De ‘of’- en ‘hoe’-vraag moeten in zo’n onderzoek tegelijkertijd worden beantwoord.

De Omgevingswet maakt het veel gemakkelijker om globaal te bestemmen

Maarten Engelberts, werkzaam bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling van de gemeente Den Haag en tevens bij de programmadirectie van IenM, weet uit ervaring wat dat betekent. ‘Als ik alleen al het akoestisch onderzoek neem. Daar kreeg ik dan een doos vol rapporten over op mijn bureau. Dat onderzoek duurde met het hele proces van stedenbouwkundig plan, overleg en tussentijdse aanpassingen zo’n anderhalf jaar.’ Hij refereert aan de procedure voor het globale bestemmingsplan van het gebied Laakhaven, met een mix van wonen, werken en voorzieningen. ‘We willen daar ruimte bieden voor zelfbouw in particulier opdrachtgeverschap in een ruimtelijk kader van een globaal eindplan met bouwtitel. De Wet geluidhinder dwingt je dan om gedetailleerd akoestisch onderzoek te doen terwijl je nog helemaal niet zeker weet wanneer en hoeveel woningen er komen. Het maakt nogal wat uit of je eerst de bebouwing langs het spoor denkt te realiseren, of die daarachter, in het middengebied dus. Er zijn allerlei uitvoerings- en faseringsvarianten, voor dat gebied zelfs acht in totaal. Daarvoor moet je een enorm uigebreide onderzoeken doen, terwijl de kans dat je daarbij precies de variant hebt gepakt die uiteindelijk wordt gerealiseerd ook nog van toeval afhankelijk is.’

Winst in tijd, geld en werk

De Omgevingswet gaat het veel gemakkelijker maken om globaal te bestemmen (‘functies toedelen aan locaties’ heet dat onder de Omgevingswet). Daarin neem je alle relevante aspecten mee, zoals geluid, milieu, lucht, externe veiligheid, in algemene termen gesteld. Pas bij latere vergunningaanvragen ga je gericht onderzoeken wat het specifieke effect is op die locatie, zo omschrijft Arjan Nijenhuis de essentiële verandering.

Gemeenten hebben toch de behoefte om enige fasering aan te brengen

In het geval van de Haagse Laakhaven zou dat dus betekenen dat er algemene milieueisen als voorwaarde gelden, die na globaal onderzoek in het omgevingsplan komen te staan. Bijvoorbeeld de maximale geluidsbelasting. Alles mag in dit gebied, als de geluidbelasting aan de gevel van de nieuw te realiseren woningen maar niet meer wordt dan 50 dB(A) bijvoorbeeld. Bij de vergunningaanvragen voor de woningen toetst men dan of aan die voorwaarde wordt voldaan. ‘Het verschil met het bestemmingsplan is dat je vervolgens alleen de variant onderzoekt die daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dat scheelt heel veel tijd, geld en werk’, weet Maarten Engelberts al op voorhand. ‘Het toepassen van een vroege quick scan bevordert ook de integrale afweging. Kansen en knelpunten komen namelijk in de beginfase en in onderling verband in beeld. Op basis van die informatie kun je dan bijsturen en de bestuurlijke afweging maken.’

Deze fasering is straks met de Omgevingswet ook toe te passen bij het instrument projectbesluit. Daarbij is geleerd van het projectuitvoeringsbesluit uit de Crisis- en herstelwet. Alle noodzakelijke onderzoeken, afwegingen en besluiten moeten daarbij in één keer. Reden waarom dat instrument slechts een paar keer is toegepast, weet Nijenhuis. ‘De ervaring laat zien dat gemeenten er toch behoefte aan hebben om enige fasering aan te brengen. Gewoon, omdat ze niet precies alle details in één keer kunnen overzien. Je mag het straks in één keer of in stappen doen.

De fasering is net zo goed van belang voor de vergunningaanvrager. Die hoeft niet meer eerst een heel pakket met ontwerptekeningen aan te leveren om erachter te komen of iets wel of niet kan. De onlosmakelijke samenhang is losgelaten. Een initiatiefnemer kan aangeven welke activiteit van zijn project hij op welk moment wil laten toetsen. Je kunt beginnen met de vraag of je op die plek überhaupt wel iets mag. Als het mag, ga je tekenen en op gebouwniveau onderzoeken wat de effecten zijn. ’

Laan van de Leefomgeving

In de huidige praktijk worden gegevens vaak niet opnieuw gebruikt. Onderzoek ten behoeve van een bestemmingsplan wordt zelden gebruikt bij het verlenen van afwijkingen van dat bestemmingsplan. Monitoringsgegevens worden vaak niet gebruikt voor besluitvorming over projecten. Ook eerdere onderzoeken voor projecten worden vaak niet hergebruikt. De stelselherziening stimuleert het hergebruik van onderzoeks- en monitoringsgegevens. De Laan van de Leefomgeving speelt daarbij een belangrijke rol. Alle gegevens over de kwaliteit van de leefomgeving krijgen daarin een plek. De wet regelt dat je ze twee jaar mag gebruiken. Zijn ze ouder dan moeten ze worden geactualiseerd. Op elk gewenste moment kunnen dus actuele gegevens worden opgevraagd. Arjan Nijenhuis: ‘Het grote voordeel van de Laan is dat initiatiefnemers, bevoegd gezag en belanghebbenden van dezelfde gegevens gebruik kunnen maken die voldoen aan dezelfde kwaliteitscriteria. Je voorkomt dan oeverloze discussies over de betekenis van gegevens en de modellen erachter.’

Stimulans voor hergebruik van onderzoeks- en monitoringsgegevens

Op een aantal punten moet de stelselherziening leiden tot versobering van de onderzoeksverplichting. Met vuistregels voor de meest voorkomende aspecten van de leefomgeving is makkelijk een quick scan te maken. Bij een initiatief met weinig impact hoort weinig onderzoek. Initiatieven die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan een wijziging van de kwaliteit van de leefomgeving hoeven niet per initiatief te worden getoetst. En de wetgever wil schijnzekerheid bij de uitkomst van onderzoeken voorkomen door geen normen tot vier decimalen achter de komma te stellen. Maak van onderzoek, toetsing en monitoring één lijn, op basis van de beleidscyclus, is de gedachte. Volgens Maarten Engelberts is dat hard nodig. ‘Wat is de zin van heel precies de grenzen voor stikstofdepositie of geluid vast te leggen als je weet dat die naar tijd en plaats heel erg fluctueren? Hoe reëel is zo’n cijfer dan? Waarom wekken we de suggestie dat we weten wat de situatie voor de komende tien jaar is? Het lijkt mij veel beter om aan de voorkant globaler in te schatten en vervolgens de mogelijkheid te hebben om achteraf te kunnen ingrijpen als er ineens veel hogere waarden uitkomen. Je kunt de ontwikkeling in zo’n gebied in de gaten houden door goed te monitoren. Dat werkt gewoon veel efficiënter. Zorg ervoor dat je de onderzoeksgegevens steeds gebruikt en breed beschikbaar stelt, en niet ergens wegstopt in een la. Ik denk dat de ervaring zal uitwijzen dat de onderzoekslasten verder zullen afnemen als je in de beleidscyclus meer nadruk legt op de monitoring.’

Practice what you preach

De Omgevingswet biedt de mogelijkheden om efficiënter en slimmer met de onderzoeksverplichting om te gaan. Het hangt van de organisatie af of daar vervolgens optimaal gebruik van wordt gemaakt. Zelfs in de gemeente Den Haag, waar voor meerdere gebieden met globale plannen wordt gewerkt, ligt dat niet voor de hand. Maarten Engelberts: ‘Op het stadhuis zie je nog steeds een enorme regelreflex. Organische gebiedsontwikkeling, globaal plannen, dat roept natuurlijk allemaal onzekerheden op. Kunnen we de maximaal toegestane bouwhoogte wel loslaten? Moeten we de afstand tussen de weg en de bebouwing niet preciezer aangeven of vastleggen hoeveel horeca zich ergens mag vestigen?
Benader het eens van de andere kant: wat gebeurt er als je het niet regelt? Of: wat wil je écht niet? Regel dat dan, en laat de rest zoveel mogelijk vrij.’

Het heeft alles te maken met de bestuurscultuur, meent Arjan Nijenhuis. ‘Zegt de bestuurder dat er genoeg onderzoek is gedaan, dat hij het nu wel weet en dat we aan de slag moeten? Of laat hij vanuit onzekerheid, twijfel of politieke spanningen nog maar weer eens een extra onderzoekje doen, terwijl dat niet verplicht is?
De kernvraag is inderdaad of je de organisatie zo hebt staan, dat je echt slagvaardiger en beter kunt gaan werken. Daarom is het belangrijk om er nu alvast op voor te sorteren met experimenten en partneroverheden eraan te laten wennen hoe ze straks het beste kunnen gaan werken. Want de wetgeving dwingt dat wel af.
We zijn voortdurend in het land om in gesprek te blijven met de uitvoeringspraktijk. Dat doen we ook bij grote complexe bedrijven, bijvoorbeeld bij Chemelot in Limburg. Zo houden wij voortdurend voeling met de praktijk om te weten te komen waar precies behoefte aan is en hoe we de instrumenten moeten vormgeven. Iemand als Maarten levert vanuit de uitvoeringspraktijk heel veel nuttige input. Vanaf het begin af aan hebben we gezegd dat de stelselherziening bedoeld is voor de uitvoeringspraktijk. In sommige gevallen doen we dat letterlijk, door mensen als hij binnen te halen en mee te laten werken aan de invoeringsbesluiten. Practice what you preach. Wij zeggen altijd “Ga met de belanghebbenden zo vroeg mogelijk in het proces om de tafel…dat komt ten goede aan de kwaliteit en het draagvlak voor de besluitvorming”. Dan is het logisch dat je zelf het goede voorbeeld geeft.’

Dag van de Omgevingswet 2014

Dag van de Omgevingswet 2014

Dag van de Omgevingswet 2014

De VVM-sectie Milieurecht en Praktijk organiseerde de Dag van de Omgevingswet 2014 in samenwerking met gastheer de provincie Zuid-Holland, de Vereniging voor Milieurecht, het Koninklijk Nederlands Waternetwerk, Provero, de VBWTN, Platform 31, Netwerk Jong Leefomgeving en diverse andere secties van de VVM.

 

Lees hier het verslag van de Dag van de Omgevingswet 2014

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts sprak vanuit Gemeente Den Haag tijdens “Experimenteren Bussum en Den Haag”

Experimenteren in Bussum en Den Haag

Sprekers: Karin Steenbakkers (gemeente Bussum), Armando Snijders (Tonnaer), Maarten Engelberts (gemeente Den Haag).

Gespreksleider: Saskia Engbers (Platform31). Verslag: Jan Spitters (Kluwer)

In het kader van de Crisis- en herstelwet anticiperen verschillende gemeenten op de komst van het omgevingsplan. Zo stelt Bussum een omgevingsplan op voor het helegrondgebied en werkt Den Haagaan een gebiedsgericht plan. De plannen bevatten alle regels voor de fysieke leefomgeving.

De gemeenten Bussum en Den Haag hebben elk hun eigen vertrekpositie voor het ontwikkelen van een omgevingsplan. Dit komt duidelijk terug in de beschrijving van hun experimentenin het kader van de zevende respectievelijk achtste tranche van de Crisis- en herstelwet.

Doelstellingen

Bussum stelt een plan op voor haar gehele grondgebied. De gemeente wil verder gaan dan het actualiseren of in elkaar schuiven van de huidige zes bestemmingsplannen. Bussum zet vol in op deregulering en grijpt de pilot aan om regels te verminderen en te vereenvoudigen. Ten slotte wil de gemeente alle regelingen onderbrengen in één overzichtelijk en goed raadpleegbaar digitaal omgevingsplan.

Den Haag richt zich in eerste instantie op een omslag in ruimtelijk beleid. Niet langer staat een vastomlijnd stedenbouwkundig eindbeeld voorop, maar komt de nadruk te liggen op uitnodigingsplanologie en een faciliterende rol voor initiatieven van marktpartijen. Via gebiedsontwikkeling en samenwerking streeft zij organisch naar evenwicht tussen een goede ruimtelijke ordening en het belang van de fysieke leefomgeving.

Brede reikwijdte

Maar er zijn meer verschillen in aanpak. Bussum kiest bij de selectie van onder te brengen regelgeving voor de ‘meest uitgebreide optie’ van de Omgevingswet: hierbij gaat het om de integratie van ruim 20 verordeningen die in meer of mindere mate de fysieke leefomgeving raken. Den Haag brengt op haar beurt ruim 15 verordeningen onder in één integrale samenhangende verordening. Er komen minder regels: integraal, uniform en afgestemd. Hierdoor ontstaat meer bestuurlijke
afwegingsruimte voor een verdere integratie van ruimtelijke ordening en milieu. Men gaat meer werken met doelvoorschriften, voorwaardelijke verplichtingen en beleidsregels. De regels worden voorzien van een TOER (Toelichting Omgevings Effect Rapportage). Deze gaat verder dan een gewoon milieueffectrapportage en maakt een integraal strategisch actieprogramma mogelijk.

Digitale ontsluiting

Gemeenschappelijk kenmerk is dat beide gemeenten streven naar een digitaal omgevingsplan. Dat biedt zo helder mogelijk inzicht in de functies en de regels die van toepassing zijn op een specifieke locatie op de ruimtelijke kaart (geometrische bepaling). Bussum richt zich op ontsluiting, actualisering en vindbaarheid van zoveel mogelijk thema’s en data. Alle regelingen kan men raadplegen via de ruimtelijke kaart, een inhoudsopgave en een zoekfunctie.

Den Haag richt zich op maatwerk per deelgebied met als doel monitoring van toetsing en beleid. Door te werken met een dynamisch driedimensionaal model van gegevens streeft men ook naar reductie van onderzoekslasten. Het is dan ook niet meer nodig om het plan tweedimensionaal als pdf vast te leggen en voor een planperiode van 10 jaar te bevriezen.

Aanbevelingen

Op basis van hun ervaringen tot nu toe geven Bussum en Den Haag tips en trucs voor de totstandkoming en inhoud van een omgevingsplan:

  • Wees onbevangen en open. Denk integraal. Werk samen.
  • Creëer tijdig betrokkenheid en draagvlak bij alle ambtenaren en bestuurders. Organiseer een startbijeenkomst, brainstormsessies en werkgroepen. Betrek stakeholders uit de samenleving.
  • Denk goed na bij de selectie van regelgeving. Zorg voor een logische indeling. Bepaal de gevolgen voor bestuurlijke besluitvorming.
  • Betrek eindgebruikers bij de interface en zoekmogelijkheden van een digitaal plan op de gemeentelijke website.

Beide gemeenten laten tot slot weten dat het omgevingsplan zich heel goed leent voor het omzetten van gebiedsverordeningen. Op de kaart worden de functies per gebied aan percelen toegekend.

PBL – Bekostiging van publieke voorzieningen bij organische gebiedsontwikkeling

PBL – Bekostiging van publieke voorzieningen bij organische gebiedsontwikkeling

PBL – Bekostiging van publieke voorzieningen bij organische gebiedsontwikkeling

Steeds meer gemeenten zetten in op organische ontwikkeling als een manier om stedelijke ontwikkeling vorm te geven in een sterk veranderende omgeving. Deze gemeenten willen minder sturen op de uitkomst en het eindbeeld van de gebiedsontwikkeling, maar een uitnodigende, faciliterende rol vervullen. Organische ontwikkeling vraagt van gemeenten om een andere strategie op het gebied van interne organisatie, externe communicatie, juridisch-planologische kaders en financieel-economische instrumenten ter bekostiging van publieke voorzieningen (Buitelaar et al. 2012a). Op dit laatste onderwerp gaan we in deze studie verder in.

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts werkte aan deze PBL rapportage mee vanuit Gemeente Den Haag en het Ministerie I&M

PDF Loading...