Ministerie I&M Schakeldag 2015 – Omgevingsplan: een kwestie van afpellen
Het omgevingsplan bundelt de huidige bestemmingsplannen, beheersverordeningen en de omgevingsrechtelijke delen van andere verordeningen op een logische en samenhangende manier in één integraal plan.
Maarten Engelberts van het ministerie van I&M: “Het helpt gemeenten de inrichting van de fysieke leefomgeving op de lange termijn vast te leggen.”
Lees hier het oorspronkelijke artikel op Magazine On the Spot
Maarten Engelberts
Nav Schakeldag 2015 van Minsterie I&M schreef Maarten Engelberts het artikel “Omgevingsplan; een kwestie van afpellen”.
Het omgevingsplan maakt het mogelijk de geldende regels op een locatie beter op elkaar af te stemmen. Zonder dat er een lappendeken ontstaat van allerlei overlappende verordeningen en regelingen. Daarbij kan voor elke regel worden bepaald voor welke locatie die geldt. Dat kan het gehele grondgebied van de gemeente zijn, maar kan ook beperkt worden tot locaties met een woonfunctie of zelfs een enkel perceel. Deze afstemming en bundeling vermindert de regeldruk en gaat versnippering tegen. Afdelingen kunnen niet meer geïsoleerd van elkaar aan hun eigen regeling werken, maar moeten samenwerken, afstemmen en met oplossingen komen.
Ervaringen van gemeenten
Een kleine veertig gemeenten is al bezig met het vormgeven van een omgevingsplan. De gemeenten Veere en Stadskanaal bijvoorbeeld, maar ook grotere steden als Zaanstad en Assen. Engelberts informeerde de deelnemers aan de Schakeldag 2015 over de werking van het Omgevingsplan en de eerste ervaringen met het experimenteren met dit instrument. Het omgevingsplan is één van de instrumenten van de Omgevingswet dat alle gemeentelijke regels voor de leefomgeving in één plan bundelt, legt Engelberts uit. “Met het omgevingsplan is het mogelijk de geldende regels op een locatie beter op elkaar af te stemmen.”
Stapsgewijs werken
“Uit de eerste ervaringen blijkt dat het ontwikkelen van zo’n plan vooral een kwestie is van logisch afpellen”, stelt Engelberts. Allereerst stel je vast of de regeling (deels) betrekking heeft op de fysieke leefomgeving van het desbetreffende gebied. Vervolgens kijk je naar het motief voor de regeling en of er daarvoor al autonome regelingen zijn of regelingen in medebewind. De vierde stap is vaststellen wie het bevoegd gezag is voor in de regeling genoemde instrumenten. En als laatste bepaal je of de regeling relevant is voor het gebied. Alle verordeningen die je na deze afpelexercitie overhoudt integreer je in jouw Omgevingsplan.”
Beter en sneller?
Dat alle regels in het Omgevingsplan appellabel zijn, baarde sommige van de aanwezigen grote zorgen. “Wat is de kans dat zo’n plan de eindstreep haalt?”, wilde iemand weten. Neemt het aantal beroepsmogelijkheden dan niet toe? Dat dit haaks staat op het principe dat alles door de wet beter en sneller gaat, weerlegde Engelberts: “Je rappelleert straks alleen over de wijzigingen.” Maar hoe zit dat met verplichte actualisaties, vroeg een andere aanwezige. Engelberts: “Straks is er geen generieke plicht meer.” Wel zijn er twee prikkels in de wet ingebouwd: “Er is namelijk een inpassingsplicht voor instructies, bijvoorbeeld als de provincie een instructie stelt. En er komt een inpassingsplicht voor omgevingsvergunningen die afwijken van het omgevingsplan. Maar voor de rest: als u vindt dat actualisering nodig is, dan doet u dat.”