Dag van de Omgevingswet 2019 – Ontwerpen van het omgevingsplan

door | 10 okt 2019 | Presentatie | 0 Reacties

Met nog ruim een jaar te gaan voor de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021 komt de Omgevingswet nu heel dichtbij.

 

Met het oog hierop lag de nadruk tijdens de achtste editie van de Dag van de Omgevingswet op het voorbereiden van de implementatie.

 

Lees hier het volledige verslag van de Dag van de Omgevingswet 2019

Maarten Engelberts

Maarten Engelberts sprak vanuit VNG samen met Katja Stribos tijdens “Ontwerpen van het omgevingsplan”

 Sprekers: Katja Stribos en Maarten Engelberts (beiden VNG).

Gespreksleiding: Harald Langejans (HSEfocus, milieufreelancers).

Tekst: Jelle van de Poel (StAB, Bestuurslid VVM-sectie Milieurecht en Praktijk).Tekst: Jelle van de Poel (StAB, Bestuurslid VVM-sectie Milieurecht en Praktijk).

De Omgevingswet roept veel vragen op bij gemeenten.

De VNG ondersteunt hen onder meer door middel van bouwstenen en voorbeeldregels voor het Omgevingsplan.

Per 1 januari 2021 ontstaat het tijdelijk omgevingsplan. Dit bestaat wat betreft de inhoud, o.a. uit de bruidsschat en de huidige bestemmingsplannen. Dit is het tijdelijke omgevingsplan. De regels voor de fysieke leefomgeving die nu nog in de gemeentelijke verordeningen zitten, maken hier geen deel van uit, maar moeten uiteindelijk wel in het omgevingsplan worden opgenomen.

Minimale vereisten

Per 1 januari 2029 moeten álle regels voor de fysieke leefomgeving in het omgevingsplan zijn opgenomen. Het ‘bare minimum’ is dat gemeenten per 1 januari 2021 in staat zijn om:

  • het omgevingsplan vast te stellen, bekend te maken en beschikbaar te stellen door het te uploaden naar de landelijke voorziening;
  • binnen acht weken een vergunning kunnen verlenen om af te wijken van het tijdelijke omgevingsplan, inclusief de participatiemotivering van de initiatief-nemer;
  • burgers en bedrijven te voorzien van informatie over het tijdelijke omgevingsplan.

Dienstverlening

In de transitieperiode kan een gemeente nadenken over de dienstverlening die zij wil bieden. Voor bepaalde onderwerpen is het mogelijk om alvast een omgevingsplan te maken. Dit kan in drie stappen:

  1. Wat moet, wil of kan ik regelen in het omgevingsplan?Wat zijn de kaders? Dit zijn niet alleen de regels van het Rijk en de provincie, maar ook van de eigen omgevingsvisie en het omgevingsprogramma. Verder moet helder zijn welke regels uit de verordeningen de gemeente in het omgevingsplan moet of kan opnemen. Er is een stappenplan om dit te beoordelen. Het gaat om de delen uit de verordeningen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Verder kan het bevoegd gezag en het motief van de regeling relevant zijn.
  2. Wat wil ik regelen en waarom?Dit is afhankelijk van de doelen van de gemeente en de onderwerpen waarover de gemeente regels wil stellen.
  3. Hoe wil ik het regelen?In deze stap komen de meer wetgevings- en ict-technische uitwerkingsvragen aan de orde.

Tool voor ontwerpvragen

De VNG heeft een online-tool ontwikkelt om gemeenten te helpen bij de beantwoording van de ontwerpvragen voor een omgevingsplan. Deze is te vinden op ‘vng.nl/ontwerpvragen’. Met behulp van deze tool kan inzicht worden verkregen in welk hoofdstuk en paragraaf van het omgevingsplan een onder-werp het beste kan worden geregeld. Het casco is te vinden in het door de VNG uitgegeven publicatie ‘Het omgevingsplan, een structuur voor gemeenten’. De tool is een oplegger bij deze publicatie.

Alle activiteiten zijn straks in beginsel toegestaan, tenzij ze zijn verboden.

Beslisboom

Het omgevingsplan bevat onder andere regelgeving op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening. Een verschil met het bestemmingsplan is dat bij ruimtelijke ordening wordt gewerkt op basis van op een locatie toegelaten activiteiten. Bij milieubelastende activiteiten wordt in de bestaande regelgeving gewerkt met het systeem dat voorwaarden aan de activiteit worden gesteld. Het uitgangspunt bij de Omgevingswet is dat alle activiteiten in beginsel zijn toegestaan, tenzij ze zijn verboden. Gemeenten moeten hier dus mee aan de slag en mee oefenen. Er is een beslisboom om te beoordelen of het nodig is om voor een bepaalde activiteit een vergunning- of meldingsplicht te laten gelden.

Regelreflex

Aandacht verdient het feit dat er bij veel overheden een regelreflex bestaat: men heeft de neiging om alles met regels te willen oplossen, terwijl het maar één van de middelen is. De VNG adviseert de gemeenten om een lijst te maken met de activiteiten die men wil reguleren. Daarbij is het van belang om te leren denken in algemene regels en te denken vanuit het uitgangspunt dat activiteiten in beginsel vergunningvrij zijn.

Beleidsneutrale overgang

Vanuit de zaal kwam de vraag wat een gemeente moet doen als zij er voor kiest om de bestaande regels beleidsneutraal om te zetten? Engelberts liet weten dat een gemeente ook in dat geval keuzes moet maken. Het opstellen van een omgevingsplan betekent namelijk dat de bestaande bestemmingsplannen binnen een gemeente, die doorgaans een ver-schillende systematiek hebben, moeten worden samengevoegd tot één plan, met één systematiek. Tot slot wees Engelberts erop dat bij veel gemeenten sprake is van een behoefte aan omgevingsplanmakers. Voor de bestaande bestemmingsplanjuristen betekent dit dat zij los moeten komen van de bestemmingsplansystematiek. Voor het opnemen van milieuregels in het omgevingsplan is er behoefte aan juristen met kennis van dit gebied. Er zijn op dit moment echter niet veel milieujuristen die regels schrijven. Dat zullen ze wel moeten leren, want juist aan wetgevingsjuristen zal een grote behoefte ontstaan. Tot slot adviseer-de Engelberts soms te denken aan Pippi Langkous:

Ik heb het nog nooit gedaan, dus denk wel dat ik het kan.